Afgelopen week mocht ik weer een themasessie ‘Pin je Plek’ faciliteren voor de gemeente Schiedam. (www.schiedammersmakendestad.nl) Het blijft mooi om innovatie bij de overheid in gang te helpen zetten. Om mensen die elkaar niet kennen met elkaar in contact te laten komen en wezenlijke positief-kritische gesprekken te laten voeren. Om ze samen na te laten denken over kansen in de toekomst, in plaats van te blijven hangen in missers uit het verleden.
Toen een oud-collega mij vroeg of dat wel kan ‘innoveren bij de overheid’ en of dat geen ontzettende tegenstrijdigheid is, hoefde ik niet lang na te denken over mijn antwoord.
Ja. Innoveren bij overheid is mogelijk en is al jaren aan de gang door inspirerende ‘clubs’ als bijvoorbeeld Innovatiewerkplaats en Ynnovate. Toen ik bij gemeente Vlissingen werkte kreeg ik weleens het commentaar dat ik ‘zo vaak van mijn plek was’ en altijd ‘in gesprek op andere afdelingen’ of ‘buiten de deur voor mijn projecten’. Dat klopt. Ik was regelmatig ‘buiten spelen’. Ik was er lang niet altijd – om met de woorden van vakgenoten Ron van der Jagt en Wil Michels te spreken- om de ballen in de ballenbak op te vangen.
Na een sprong in die spreekwoordelijke ballenbak, pakte ik er een paar mooi felgekleurde exemplaren uit en ging eens in gesprek met mijn mede-spelers uit de speeltuin.
Zo is het bij mij begonnen. In gesprek gaan met ‘ de usuals suspects’ maar ook (juist!) met kritische ‘buitenstaanders’, met collega’s in andere teams en in andere gemeenten. Veel vragen stellen. Veel luisteren. Doorvragen om ‘het probleem’, de spelers en niet benoemde spelregels in beeld te krijgen.
Ruimte om te experimenteren
Ook bij een overheid zijn mensen die echt anders willen werken. Enthousiaste ambtenaren met passie voor hun vak die zoeken naar nieuwe wegen om ‘moeilijke’ onderwerpen anders aan te vliegen. Organisaties: geef ze alsjeblieft de ruimte om te experimenteren.
Ik zie dat ook tijdens de Pin je Plek Sessies, waar bij iedere themasessie de verantwoordelijke ambtenaren zich kwetsbaar op durven stellen en als actieve deelnemer plaatsnemen in de gespreksgroepen. En JUIST in groepen waarbij mensen vaak een ander of afwijkend beeld hebben van wat er zou moeten gebeuren. Dat doen deze professionals omdat ze graag willen horen hoe hun klant, de inwoner, vindt dat het anders en beter kan. En dat is echt niet alleen de ‘jonge ambitieuze ambtenaar’ maar ook de tegen zijn pensioen aanleunende verkeerskundige die óók gefrustreerd is over de traagheid van bijvoorbeeld sommige openbaar vervoersplannen en durft te zeggen tegen de inwoners: “Als u het beter weet: graag! Help mij. Geef mij vanuit uw expertise uw ‘onbevlekte’ visie op het thema!”
En om het tweede deel van de vraag te beantwoorden, JA in zekere zin is ‘innoveren bij de overheid’ een contradictio in terminus, want de meeste ambtelijke organisaties zijn zo gewend te denken in vaste procedures en regels, dat het ervan af wijken, voor ‘vrije denkers’ nogal eens frustrerend kan zijn. Niet alles gaat even snel. Idee-killers als ‘JA-MAAR (we hebben geen budget, het is te druk, het staat in de wet, de portefeuillehouder is tegen, het is jouw werk niet om hierover mee te denken) heb ik allemaal gehoord. Ook logisch als je bedenkt dat de klassieke overheidsinstelling hiërarchisch is georganiseerd. Er dient verantwoording te worden afgelegd, redeneringen, bewijs en getallen liggen ten grondslag aan een uiteindelijk besluit over de inzet van gemeenschapsgeld.
Gelukkig heb ik gemerkt dat steeds meer overheden hun oude vertrouwde werkwijze durven los durven te laten. Dat past wat mij betreft ook geheel in deze tijd.
Toen we in Vlissingen een projectplan leefbaarheid maakten, werd er aanvankelijk door de verantwoordelijke portefeuillehouder gezegd: “Maar het moet wel binnen bepaalde kaders!” In dat geval heb je een projectleider nodig die wel buiten de lijntjes durft te kleuren. Die het lef heeft om te zeggen dat in een tijd waarin burgerparticipatie is verworden tot overheidsparticipatie, een gemeente die niet wat meer ‘op zijn handen’ durft te gaan zitten niet meer serieus genomen wordt. Dat je ongeloofwaardig bent als je zegt mensen ‘de vrije hand’ te willen geven, maar het uiteindelijk toch niet aandurft.
En dat ‘oud zeer’ dan tegen je werkt en mensen je in eerste instantie wantrouwen tot op het bot: that’s life. Ga gewoon aan de slag en bewijs het tegendeel.
Dankzij de inzet van enkele bruikbare gesprekstechnieken (nog bedankt Lars Duursma ) en het organiseren van een vragenpanel met lokale experts zoals ervaren ‘samenwerkingskundige’ Eddy de Serranno, wisten we het vertrouwen van de organisatie te winnen en konden we uiteindelijk samen met de wijkbewoners verder met hetgeen we zo graag wilden doen: mensen echt samen aan de slag te laten gaan, zonder het plaatje meteen netjes binnen de lijntjes in te kleuren. Maar zoiets is inderdaad niet standaard bij overheden.
Weten waarom je doet wat je doet en gezonde dosis lef
Het begint –getuige het groeiende aantal opleidingen innoveren en creatief denken- gelukkig steeds meer gemeengoed te worden. Het vereist LEF en doorzettingsvermogen en passie voor je vak. Want, wat mij ook opvalt tijdens de bijeenkomsten in Schiedam, alle betrokken ambtenaren hebben ontzettend veel passie voor hetgeen waar ze mee bezig zijn. Een 9-tot-5 mentaliteit is hen vreemd. Ik zie een wijkmanager die gemiddeld 3 tot 4 avonden per week op bijeenkomsten in verschillende wijken aanwezig is. Die –als ik haar tegen kom in de supermarkt- gelijktijdig door verschillende buurtbewoners –die ze allemaal bij naam kent en zij kennen haar- wordt aangesproken. Deze mensen hebben helder voor de geest dat ze voor de inwoners werken.
En op het moment dat ook die inwoner ziet en ervaart dat ‘DE” ambtenaar ook gewoon een werknemer en een mens is die regelmatig de expertise van zijn klanten nodig heeft en ‘anders kijkenden zoekt’ om tot nieuwe inzichten te komen, kunnen mooie dingen ontstaan.
Discussies worden dialogen. Autoliefhebbers raken in gesprek met milieuactivisten.
De ‘systeem-hater’ raakt in gesprek met de ervaren ambtenaren over kansen en bedreigingen en hoe daarmee om te gaan. En beiden zeggen ze achteraf over hun gesprek dat persoon X eigenlijk ‘best wel meeviel en goede suggesties had.
Van ivoren toren naar barbapapahuis
Lang verhaal kort. Innoveren bij de overheid is allang geen ‘exotische bezigheid’ meer en raakt gelukkig steeds meer ingeburgerd. Nog regelmatig word ik ‘ingevlogen’ om bijeenkomsten te faciliteren, en dat vind ik het mooiste dat er is, maar steeds meer bestaat mijn werk uit het overbrengen van die kennis. Het overbrengen van kennis van Creatief Denken en Communicatie op medewerkers in diverse (overheids)instellingen zodat – als de organisatie ze daar de gelegenheid toe geeft – zij zelf steeds vaker deze rol op kunnen pakken.
Want ook – juist – binnen ambtelijke organisaties zit veel talent waar lang niet altijd gebruik van wordt gemaakt omdat het niet in het klassieke ‘functiehuis’ past.
Ik heb zelf uiteindelijk voor het zelfstandig ondernemerschap gekozen, omdat de tijd die ik ‘opeiste’ voor mijn creatieve en faciliterende bezigheden niet in het hokje van mijn communicatiefunctie viel in te delen.
Ik denk bijvoorbeeld met alle ontwikkelingen in het sociaal domein, de snelheid waarmee technologie en bestaande banen/ functies van mensen veranderen, het toenemende takenpakket van lokale overheden en de steeds verdergaande samenwerking tussen gemeenten (bijvoorbeeld in de Hoekse waard) overheden nog veel meer ondernemerschap kunnen gebruiken. ..Dan is de ondernemende overheid in de toekomst wat mij betreft geen contradictio in terminus meer, maar een tautologie. De ivoren toren verdwijnt. Het wordt een Barbapapahuis. Flexibel en met de voeten in de klei.
Creatieve groet,
Stefanie Couwenberg
www.denkbdl.nl